10.2.3. Overige instanties en organen van de Europese Unie (agentschappen, bureaus, comités, commissies, werkgroepen) en de Europese fondsen

In de benaming van de overige instanties en organen van de Europese Unie, zoals agentschappen, bureaus, comités, commissies en werkgroepen, en van de Europese fondsen krijgen het eerste zelfstandig naamwoord en eventuele voorafgaande bijvoeglijke naamwoorden een hoofdletter.

In de benaming krijgt het eerste zelfstandig naamwoord (het kernwoord van de benaming) een hoofdletter. Gaan hieraan een of meer bijvoeglijke naamwoorden vooraf, dan krijgen die ook een hoofdletter. De woorden na het eerste zelfstandig naamwoord krijgen een kleine letter. Vermijd aanhalingstekens, die de leesbaarheid van een tekst niet ten goede komen.

Voorbeelden (zie ook bijlage A9):

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

Europees Agentschap voor chemische stoffen

Europees Geneesmiddelenbureau

Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten

Bureau voor publicaties van de Europese Unie

Europese Ombudsman

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

Gemeenschappelijke Onderneming Galileo

Europees Raadgevend Comité voor de statistiek

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (EP)

Subcommissie veiligheid en defensie

Werkgroep rechten van de mens

Groep grondrechten, burgerrechten en vrij verkeer van personen

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO)

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

Europees Sociaal Fonds (ESF)

Bij een verwijzing naar eerder genoemd agentschap blijft de verkorte benaming groot:

het Bureau, het Centrum

Zie ook punt 10.3.1., onder d) voor de benaming van commissies en comités met een eigennaam als nabepaling:

commissie-Pietersen, comité-Delors

NB:

Commissies van het CvdR zijn dienstonderdelen en vallen dus onder 10.2.4.