8. Voetnoten

Voetnoten komen in de regel onderaan de betrokken bladzijde. Ofwel worden ze doorlopend genummerd, ofwel herbegint de nummering op elke bladzijde.

Voetnoten komen in de regel onderaan de betrokken bladzijde in een korps dat kleiner is dan dat van de tekst (meestal twee punten kleiner), en zijn van de tekst gescheiden door een lijntje en een interlinie.

Gewoonlijk worden voetnoten doorlopend genummerd, maar de nummering mag ook op elke nieuwe bladzijde herbeginnen. In bepaalde gevallen komen voetnoten gegroepeerd voor als eindnoten aan het einde van een hoofdstuk of een deel.

In documenten die in het Publicatieblad worden gepubliceerd, zijn de voetnoten doorlopend genummerd. Wanneer het document vergezeld gaat van bijlagen of aanhangsels, begint de nummering van de voetnoten in elke bijlage of elk aanhangsel vanaf 1.

Wanneer eenzelfde voetnoot meer dan één keer in een publicatie voorkomt, is het in publicaties andere dan het Publicatieblad beter de formule “Zie voetnoot x, blz. y” te gebruiken in plaats van “Idem” of “Ibidem”, die voor verwarring kunnen zorgen. De corrector zal ofwel de voetnoot helemaal herhalen, ofwel zorgen voor een correct volgnummer in de proef.

In het Publicatieblad worden identieke voetnoten bij elke vermelding volledig herhaald.

Elke voetnoot eindigt met een punt.